Verhalen
- De beklimming van de Mont Ventoux
Etienne Van der haegen - 2012 - Mens sana in corpore sano
Steven Van Caelenberg - 2009 - De beklimming van de Mont-Ventoux
Geert Wulteput - 2009 - Op weg naar de Ventoux
Luc Van Gysegem - 2009 - De mietjeskant en de mannenkant van de berg
Lieven Van Mullem - 2009 - Echt gezond
Marc Mercy - 2010 - Ouderdomsdeken
Gaston Riebbels - 2010 - Ik wil de hemel zien
Paul Roothooft - 2010 - De 10 jaar durende klim naar de Mont Ventoux
mama van 5 - 2010 - Op het slotfeest was ik wél bij de eerste vijf
Wouter Torfs - 2010 - Gedicht: De naamloze zwoeger
Eric De Preester - 2010 - De Mont Ventoux part II
Steven Van Caelenberg - 2010 - Beklimming Mont Ventoux vanuit Sault
Peter den Hartog - 2013 - De Mont Ventoux PART III, zegge en schrijve 2013
Steven Van Caelenberg - 2015
Ik wil de hemel zien - door Paul Roothooft
“Ik merk echter al vlug dat mijn vurig temperament en mijn onverdroten aanvalslust nog niet zijn gedoofd. Niets houdt me vandaag nog tegen, geen storm, geen wind of regen.”
"Laat het vannacht gebeuren, denk ik bij mezelf. Ik trek de kleren aan, smeer de ketting van mijn fiets en ga polshoogte nemen of ik de berg op kan. Ik wil de hemel zien.""Vrouwen zijn van nature trager, zodat de mannen hen steeds kunnen inhalen. God heeft het zo gewild."
Sedert enkele jaren is de fiets mijn onovertroffen lustobject. We zijn als het ware voor elkaar geboren. Bovendien zorgt hij ervoor dat ik er jong, sexy en intelligent blijf uitzien. In mijn intense voorbereiding op de beklimming van de Mont Ventoux hebben we weer duizenden kilometers samen geflaneerd langs 's lands mooiste wegen. Het is een voorbereiding die gezien mag worden. Als bij een lang voorspel bouw ik voorzichtig op om dan te ontploffen op het juiste moment. Mijn mooiste moment ergens in juni in de Provence. Al die tijd rijd ik op een wolk. Ik ben sterker als nooit voorheen, niets kan me overkomen. Ik ben een onverwoestbaar fort en voel me klaar voor het podium. Door de doorgedreven training heeft mijn tenger lijf de vorm gekregen van een snelle gazelle. Eigenlijk hoort mijn lichaam thuis op de poster van een bushok. Maar plotsklaps houdt dit alles op.
Soms overstijgt de harde realiteit de pure fictie. Haal alvast uw zakdoek, want dit is een triest verhaal. Wat het hoogtepunt van 5 jaar Mont Ventoux moest zijn, wordt voor mij waanzinnige en trieste ellende. Het is vrijdag 5 juni en ik word wakker met een onbehaaglijk gevoel. Ik voel me als iemand die werd overreden door een tientonner. Tegen de avond wordt de pijn in m'n rug en buik alsmaar intenser en dient de huisarts me met pijnstillers te injecteren. De dag nadien word ik met spoed opgenomen in het ziekenhuis. Enkel de zwaarste medicatie kan me uit mijn hels lijden verlossen. Ik zit op 14 dagen van de beklimming van de Ventoux en lig als een zombie gekluisterd aan een ziekenhuisbed. Seconden, minuten, uren tikken weg. Ik voel alle kracht wegvloeien. Er hangt een sacrale stilte in de muffe kamer. Mijn vrouw waakt naast mij. Haar kus smaakt naar tranen. God wat heb ik verkeerd gedaan dat U mij zo hard straft, dat U me brengt tot aan de afgrond van de dood.
Na 4 dagen word ik ontslagen zonder een echte diagnose. Niet voor lang. Diezelfde dag nog krijg ik een nieuwe onuitstaanbare pijnaanval. De pijn is te vergelijken met zware mokerslagen. Ik lig te kronkelen in de zetel en ga bijna in shock. Net op tijd beland ik opnieuw op de dienst spoedgevallen. Het zijn de strafste paardenmiddelen die ze moeten gebruiken om mijn op en top getraind lichaam klein te krijgen. De dagen nadien passeer ik elke medische machine die in het ziekenhuis aanwezig is. Ik onderga alles emotieloos. Ik ben niks meer waard. Mijn armen en benen liggen wijd opengesperd op het kille bed. Het vocht van de baxter druipt langzaam in mijn aders. Wanneer ik sterf mag mijn as worden uitgestrooid op de top van de Ventoux, vertrouwde ik mijn gezin ooit toe. Waarom denk ik daar nu aan? Ik ben bereid om te sterven op de fiets, maar niet hier en nu. Het is nacht en lusteloos staar ik door de ruiten van mijn kamer. Ik zie hoe de sterren strak stralen aan de open hemel. Ik luister naar het geluid van de stilte. De nachtverpleegster waakt over mij. Haar schaduw drapeert zich als een laken over mijn uitgemergeld lijf. Hoop en twijfel is te lezen in mijn doffe ogen.
Het tij begin te keren en ik voel me langzamerhand beter worden. Ik merk zelfs dat de handen van sommige verpleegsters een gevaarlijk spel spelen. Uiteindelijk zijn de conclusies van de artsen te vergelijken met een slecht ingevuld lottoformulier. Met andere woorden er wordt gegokt wat de pijn zou hebben veroorzaakt. Eén belangrijke opmerking is me bijgebleven. Ik ben kerngezond. Het is in elk geval een turbulente week geweest die nog enige tijd aan mijn ribben zal kleven. Het antwoord op de vraag of ik zal afreizen naar de kale berg laat ik even onbeantwoord. Met de medicatie van de afgelopen week passeer ik vermoedelijk geen enkele dopingcontrole. Ik ben suf, doodop en heb een oudventjesgezicht. Bovendien staat ook mijn fiets al enige dagen onaangeroerd aan de kant. Onder het helder maanlicht scheer ik thuis opnieuw de stugge haren van mijn smalle benen. Tijdens dit ritueel neem ik het besluit om toch naar Frankrijk te trekken. Ik besef dat ik risico's neem, maar het leven moet verder. De koersfiets gaat mee. Of ik de Mont Ventoux zal beklimmen blijft een open vraag.
De Provence laat zich weer van zijn mooiste kant zien. De zoete wind in de helblauwe hemel stoeit met de kleine schapenwolkjes. De korenbloemen langs de weg versmelten tot een vaag rood lint. Hoog aan het firmament maken speelse zwaluwen elkaar het hof. Een oceaan van testosteron begint te kolken door mijn lichaam. Zoveel schoonheid heb ik alvast nooit verdiend. Het is altijd prettig vertoeven in de dorpjes van de Vaucluse. Er is een verhoogde bedrijvigheid van fietsers die zich prepareren op de bestijging van de mystieke Ventoux. Een berg die waakt over het prachtige en unieke landschap. De vader van alle bergen in Frankrijk, hoorde ik onlangs iemand zeggen.
Met de jaren stijgt ook het aantal vrouwen op de koersfiets. Ze lopen er allemaal proper bij. Een blond kopje fietst zorgeloos over de hete en grauwe macadam. Ze ruikt als een frisse wind na een zomerstorm. Ze beweegt zich voort met veel flair. Als ze op de trappers loopt, hoor je haar fiets kreunen onder het jong geweld. Zij geniet. Ruwe en struise wegenbouwers met grote snorren maken vuile grappen. Haar oortjes worden rood. Ze is de showgriet van het asfalt. Ook ik probeer nog wat kilometers te maken om de opgelopen schade in te schatten. De benen willen wel, maar het lijf doet zeer. In m'n kop brandt een knipperlicht dat me er irriterend op attent maakt voorzichtig te zijn. Op training strooi ik normaal met splijtende demarrages alsof het niets is. Nu hangt angst als een blok beton aan mijn scherpe rug.
Het is zaterdagochtend. Normaal ben ik de leeuw van Bedoin. Vandaag kies ik voor Sault, de gemakkelijkste kant. Het zal bij één beklimming blijven. Nu voel ik me een oud beest dat tussen een dartelende kudde slentert. Ik snuif de geur van lavendel, fietsolie en vrouwenzweet. Toch ervaar ik wel een opwelling van verlangen om een goede prestatie neer te zetten. Ik heb ooit al andere konijnen geschoten, troost ik mezelf. Bij de aanvang is het trekken, duwen en sleuren. Ik raak slechts met moeite vooruit. Pas dan besef ik dat in het dal een strakke wind pal op kop waait. Het maakt de beklimming bijzonder zwaar. Ik heb de verkeerde keuze gemaakt. Ik merk echter al vlug dat mijn vurig temperament en mijn onverdroten aanvalslust nog niet zijn gedoofd. Niets houdt me vandaag nog tegen, geen storm, geen wind of regen. Ik geef een ferme klets in m'n aangezicht en knal ze allemaal voorbij. Ook de wind steekt voortdurend enkele tandjes bij. Veel vrouwelijk geslacht langs deze kant van de berg. Meisjes met rode haren en rijpe vrouwen die zich allicht de vraag hebben gesteld of hun kont niet te dik is voor die strakke koersbroek. Ze doen het langzaam. Vrouwen zijn van nature trager, zodat de mannen hen steeds kunnen inhalen. God heeft het zo gewild.
Chalet Reynard: Point of no return. Zie de witte keien naar mij lonken, ze stralen als nooit voorheen. Een flauw zonnetje wordt de hemel ingeblazen door de helse wind. Het is een donderend geraas langs mijn oren. Geen enkele voorganger kan ik uitstaan. Ik ben een menselijke stormram. Elk gat wordt onmiddellijk dichtgereden. Het wordt gevaarlijk. Samen met mijn fiets weeg ik amper 70 kilogram. Ik ben de speelbal van een immense wervelwind langsheen de flanken van deze klote berg. Tot driemaal toe dien ik snel voet aan de grond te zetten om niet horizontaal te worden geblazen. Voor mij geen tsunami van emoties bij het bereiken van de top. Zo zit ik niet in elkaar. Ik ben wel content dat mijn reputatie van rasklimmer ondanks alles overeind is gebleven. Ik vergaap me nog even aan andere fietsers. Pompende en zwetende lijven zwoegen zich tot over de eindstreep. Benen die splijten van het melkzuur. Het is ijzig koud op de top en mensen klampen zich vast om niet overboord te worden geslingerd. Ik kies voor veilig en laat me naar beneden voeren. Hachelijke taferelen spelen zich af voor mijn ogen. De Ventoux laat zich niet zomaar temmen.
Samen met mijn schoonbroer en onze vrouwen brengen we rustig de dag en de avond door. We genieten van een tongstrelend gerecht in een gezellig restaurantje. Neen, voor ons geen zinderend festijn. Dit jaar zitten we in het kamp van de verliezers. Ook mijn schoonbroer is immers op de sukkel. Ja, we zijn een schoon koppel : ik luister niet en hij is bijna doof. Het is nacht, Bedoin ligt onder de lakens. Binnen is het zwoel en warm. Mijn vrouw schurkt zich dicht tegen me aan. Ik word zot van het klokkengeluid van de pittoreske kerk en kan weeral de slaap niet vatten. Buiten raast de stormwind in het donker. Laat het vannacht gebeuren, denk ik bij mezelf. Ik trek de kleren aan, smeer de ketting van mijn fiets en ga polshoogte nemen of ik de berg op kan. Ik wil de hemel zien. Het duivelse geluid van de verschrikkelijke wind in de smalle steegjes is beangstigend. Het dorp ligt er verlaten bij. Helemaal alleen slenter ik door de gure nacht.
Absoluut verbod om te fietsen, is het harde verdict dat ik verneem aan de startlijn. De zoveelste stok in mijn wielen van de afgelopen maand. Teleurgesteld nestel ik mij op een verlaten terras van het spookdorp. Er is geen levende ziel te bespeuren. In de verte hoor ik krijsende geluiden. Een zwarte poes spurt met volle geweld door de straat. Ze wordt achternagezeten door een kater zo groot als een jonge tijger. Zijn pels glanst onder de straatlantaarns. Zijn ogen verraden zijn intenties. Hij is op jacht. Ik verzink diep in gedachten. Ik laat me bedwelmen met de aroma's van de nacht. Het is smachten naar een nieuw zorgeloos voorjaar met een optimale gezondheid en hopen dat de weersomstandigheden volgend jaar mogen meezitten. Ik word zelfs een beetje lyrisch en schrijf op een vergeeld bierkaartje een ode aan mijn geliefde:
Mont Ventoux.
Ik wil de paarse sluier zijn die aan uw voeten ligt.
Ik wil het pad zijn dat steil omhoog kronkelt langs uw stevige benen.
Ik wil de vogel zijn die huisvest in de fauna van uw heuvelrug.
Ik wil het vangnet zijn om uw gewelven in te tomen.
Ik wil de mistral zijn die uw hoofd op hol doet slaan.
Roofthooft Paul
Pulderbos
Bron: sporta.be
Er is reeds 1 reactie
Onwaarschijnlijk mooi verhaal! Je kunt niet alleen fietsen blijkbaar... Good Luck :-)
Gepost door Geert op 21.02.2014
Gepost door Geert op 21.02.2014